In Nederland tellen we anno 2017 388 gemeenten. Gemeenten die het dichtst bij de inwoners van Nederland staan, of zouden moeten staan. Gemeenten die met de toegenomen decentralisatie een steeds zwaarder takenpakket hebben gekregen.
De historie van het woord gemeente geeft tegelijk een mooi perspectief voor de toekomst:
- gemeende, o.a. ‘gemene gronden, land in gemeenschappelijk bezit
- gemeen(te), ‘gemeenschappelijk, gezamenlijk’; het betekende dus eerst ‘gezamenlijkheid, gemeenschap’, en daaruit ‘samenleving, burgerij’ en ‘(burgers binnen) een bepaalde bestuurlijke eenheid’; uit de oorspronkelijke betekenis ontstond ook die van ‘gemeenschappelijk bezit’, vooral ‘gemeenschappelijke gronden’; in die betekenis ging het voorvoegsel verloren, zie verder → meent. De vorm met het achtervoegsel -de is ouder, met een andere variant van het achtervoegsel -te.
- Uit de wereldlijke Middelnederlandse betekenis ‘de verzamelde burgerij’ ontstond in het Nieuwnederlands die van ‘zelfstandige bestuurlijke eenheid voor steden en/of één of meer dorpen’, zoals in de attestatie van 1798. Anderzijds ontstond uit de kerkelijke betekenis ‘parochie’ bij uitbreiding die van ‘geloofsgemeenschap (vooral van niet-katholieken)’ en (vooral NN) ‘de gelovigen bijeen in een kerkdienst’.
- Ten slotte resteert uit de algemene Middelnederlandse betekenis ‘het gehele volk, het gewone volk’ in de moderne taal alleen nog de vaste verbinding de goede gemeente, waaruit door samentrekking nnl. goegemeente ‘het gewone volk’.
Naar de toekomst toe geredeneerd:
De zoektocht naar wat inwoners gemeen hebben, geeft inhoud aan de gemeente nieuwe stijl.Met de paradigmashift dat inwoners opdrachtgevers zijn in plaats van horigen. |
Bronnen: